2025 | 2026 | 2027 | 2028 | |
SALDO conform Meerjarenbegroting 2024 - 2027 | -31 | -1.251 | -2.281 | -2.579 |
Septembercirculaire 2023 | 395 | 623 | 2.036 | 2.036 |
Structurele ontwikkelingen 2e turap 2023 | -29 | -29 | -29 | -29 |
Decembercirculaire 2023 | 136 | 130 | 138 | 138 |
Structurele ontwikkelingen 1e turap 2024 | -110 | -110 | -110 | -110 |
IKC de Doornick (Raad 28 maart 2024) | - | - | -67 | -67 |
Participatiebeleid (Raad 28 maart 2024) | -300 | -300 | -300 | -300 |
Saldo vóór Meicirc. '24 en Kadernota '25 | 61 | -937 | -613 | -910 |
Kadernota 2025 | -61 | -798 | -742 | -2.582 |
Meicirculaire | -2.538 | -1.395 | -1.768 | 1.479 |
Saldo vóór actualisatie meerjarenbegroting 2025-2028 | -2.538 | -3.130 | -3.123 | -2.013 |
Structureel effect jaarstukken 2023 | -84 | -67 | 22 | 22 |
Verhoging stelpost BCF | 550 | 550 | 550 | 550 |
OZB | 584 | 872 | 1.186 | 1.476 |
Hondenbelasting | 34 | 34 | 34 | 34 |
Prijsstijgingen en areaalvergroting | 1.750 | -914 | -1.449 | -1.001 |
Kapitaallasten | 931 | 140 | 2.096 | 390 |
College van B&W | -76 | -81 | -85 | -103 |
Gemeenteraad | -62 | -62 | -62 | -62 |
Personeelslasten | -156 | 402 | 730 | 907 |
Afval - riolering | 234 | 254 | 219 | 240 |
Voorziening buitensportaccommodaties | 22 | 82 | 146 | 181 |
Mobiliteit | -200 | - | - | - |
Participatie | -1.161 | -723 | -900 | -898 |
WMO | -213 | -242 | -242 | -242 |
Jeugd | -626 | -899 | -815 | -815 |
Overig totaal | 104 | 81 | 91 | 187 |
Totaal saldo meerjarenbegroting 2025-2028 | -907 | -3.704 | -1.601 | -1.148 |
Toelichting actualisatie bestaand beleid
Structureel effect Jaarstukken 2023
In de Kadernota 2025 hebben wij een post opgenomen van € 500.000 voordeel voor het structureel effect van de Jaarstukken 2023. Omdat we al een aantal jaar een positief saldo hebben waar ook structurele elementen inzitten. We hebben de financiële afwijkingen van de afgelopen jaren geanalyseerd en structurele voordelen die uit deze analyse zijn gekomen, verwerkt in de begroting. Het bedrag dat opgenomen is in het bovenstaand overzicht betreft het verschil tussen de daadwerkelijke structurele effecten en de schatting van € 500.000 in de Kadernota 2025. In 2025 en 2026 gaat dit om een nadeel, wat betekent dat er minder dan € 500.000 aan voordeel is verwerkt (respectievelijk € 416.000 en € 433.000). Vanaf 2027 is meer dan € 500.000 aan voordeel verwerkt in de begroting.
Verhoging stelpost BTW Compensatiefonds (BCF)
In onze begroting is een stelpost opgenomen voor de jaarlijkse baten die voortkomen uit de afrekening van het BTW-compensatiefonds (BCF). Tot nu toe hebben we deze stelpost voorzichtig geraamd op 50% van de afrekening op basis van voorgaande jaren. Gezien de consistentie in de afrekeningen van de afgelopen jaren, verhogen we vanaf deze begroting de stelpost naar het volledig te verwachten bedrag. Dit resulteert in een aanvullende baat van € 550.000 structureel.
Onroerendzaakbelasting (OZB)
Het voordeel op de OZB heeft twee oorzaken die hieronder worden toegelicht.
Gewijzigde indexeringssystematiek
De indexeringssystematiek van het gemeentefonds is gewijzigd. De indexering is vanaf 2024 gebaseerd op een gecombineerde bruto binnenlands product index (prijsinflatie gecombineerd met volumeaccresontwikkeling). Dit is de ontwikkeling van het prijspeil van het bruto binnenlands product (lees: prijsinflatie) plus het historische gemiddelde van het bruto binnenlands product in de afgelopen 8 jaar (lees: economische groei en daarmee het volume).
Wij kiezen ervoor om bij de indexering van OZB aan te sluiten bij deze nieuwe indexering. Hierbij nemen wij het laatst bekende percentage van het prijspeil bbp dat bekend is bij het opstellen van de begroting. In dit geval is dat augustus, waar dit percentage 2,7% bedraagt. Voor het historisch gemiddelde bbp gaan wij uit van het percentage zoals opgenomen in de meicirculaire 2024, zijnde 2,1%. Voor 2025 betekent dit een indexering van 4,8%. Daar komt nog bij de extra jaarlijkse indexering van 1,5% tot en met 2027 waartoe uw raad bij de Kadernota 2024 heeft besloten. De totale indexering voor 2025 komt hiermee uit op 6,3%. Dit leidt in 2025 tot € 351.000 aan extra inkomsten oplopend naar € 1,3 miljoen in 2028.
Waardeontwikkelingen niet-woningen
Bij de vaststelling van de tarieven 2024 in december 2024 zijn we uitgegaan van een waardeontwikkeling bij de niet-woningen van 0%. De werkelijke stijging kwam uit op 4,6%. Dit heeft een positief effect op de opbrengsten uit de OZB.
Prijsstijgingen en areaalvergroting
De gemeente reserveert jaarlijks structureel € 1,5 miljoen voor prijsstijgingen en areaaluitbreidingen. Dit betekent dat er in 2025 € 1,5 miljoen beschikbaar is en in 2026 opnieuw € 1,5 miljoen wordt toegevoegd, waardoor het totale gereserveerde bedrag voor 2026 uitkomt op € 3 miljoen. Deze systematiek zet zich door, waardoor er in 2027 € 4,5 miljoen en in 2028 € 6 miljoen beschikbaar is.
Voordeel 2025
In de afgelopen jaren hebben we te maken gehad met hoge inflatie. De extra uitkeringen die wij hiervoor hebben ontvangen vanuit het gemeentefonds (totaal 2,7 miljoen) hebben wij gestort in de stelpost voor prijsstijgingen en areaalvergroting. Hierdoor is de stelpost in 2025 incidenteel hoger dan de geraamde € 1,5 miljoen, namelijk € 4,2 miljoen.
In 2025 bedragen de verwachte prijsstijgingen en areaaluitbreidingen samen ruim € 2,8 miljoen structureel, dit bedrag bestaat voornamelijk uit prijsstijgingen. Dit leidt tot een structurele hogere uitname uit de stelpost van € 1,3 miljoen.
Daarnaast is in de Begroting 2024 besloten om de incidentele locatiegebonden kosten van het IHP te dekken uit de stelpost prijsstijgingen en areaalvergroting. Deze incidentele kosten verschuiven in de jaren wat voor 2025 betekent dat er een lagere inzet nodig is vanuit deze stelpost voor het IHP.
Na de verwerking van alle prijsstijgingen en areaalvergroting in het begrotingsjaar wordt de stelpost voor 2025 op € 0 gezet. Per saldo leidt dit voor 2025 tot een vrijval, en daarmee een voordeel, van € 1.750.000.
Nadelen 2026, 2027 en 2028
Voor de jaren 2026, 2027, 2028 waren de stelposten, voor de verwerking van de prijsstijgingen en areaalvergroting 2025, op de gewenste niveaus van respectievelijk € 3 miljoen, € 4,5 miljoen en € 6 miljoen. In de Kadernota 2025 zijn aanvullingen gedaan om deze niveaus in 2026 tot en met 2028 te realiseren. De hoge prijsstijgingen en areaalvergroting in 2025 werkt structureel door, waardoor er na verwerking van deze prijsstijging de stelpost voor de jaren 2026 t/m 2028 niet meer op het niveau van € 1,5 miljoen structureel zijn. Ook leiden de verschuivingen in het IHP tot gewijzigde uitname uit deze stelpost in de verschillende jaren.
Per saldo leidt dit tot nadelen in 2026, 2027 en 2028 van respectievelijk € 914.000, € 1.449.000 en € 1.001.000.
Een gedetailleerd overzicht van het verloop van deze stelpost is opgenomen in de 2e Tussentijdse rapportage 2024.
Bijstelling stelpost
We verwachten dat de prijsstijgingen in de toekomst hoger zijn dan de nu gereserveerde € 1,5 miljoen per jaar. In deze begroting laten wij de raming van € 1,5 miljoen vanaf 2026 nog staan, maar we gaan de prijsstijgingen en areaalvergroting nader analyseren. In de Kadernota 2026 zullen we mogelijk voorstellen om de jaarlijkse reservering structureel te verhogen om beter voorbereid te zijn op toekomstige prijsstijgingen en groei.
Kapitaallasten
Het voordeel op de kapitaallasten in 2025 wordt voornamelijk veroorzaakt door de verschuivingen in investeringen. We zien dat het jaar van realisatie van een aantal investeringen die gepland waren voor 2024 doorschuiven. Dit betreft bijvoorbeeld de revitalisering Zilverkamp en een aantal vervangingsinvesteringen van voertuigen en ander materieel. Van deze investeringen starten de kapitaallasten niet in 2025, maar in 2026 of later. Het voordeel in 2027 wordt voornamelijk veroorzaakt door het doorschuiven van de realisatie van MFA Huissen en de Blauwenburcht met één jaar.
College van B&W
Dit betreft de loonstijging van de burgemeester en wethouders op basis van de CAO en voor komende jaren op basis van de indexatie zoals opgenomen in de meicirculaire 2024.
Gemeenteraad
De extra lasten bestaan voornamelijk uit de stijging van de vergoeding voor raadsleden (€ 27.000) en de verhoging van het budget voor cursussen en seminars voor raadsleden (€ 25.000). De basis voor deze bijstelling is de verordening rechtspositie raads- en commissieleden en de werkelijke lasten in de afgelopen jaren.
Personeelslasten
De opleidingskosten zijn naar boven bijgesteld op basis van de stijging van de salarislasten. De opleidingskosten bedragen 2% van de totale salarislasten. Daarnaast is de indexering van de salarissen bijgesteld op basis van de nieuwe indexcijfers ten opzichte van de Begroting 2024. Dit betekent dat vanaf 2026 de salarissen minder stijgen dan waar in de Begroting 2024 rekening mee is gehouden.
Afval – riolering
Elk jaar wordt opnieuw de toerekening van de lasten aan de heffing voor de riolering en afval opnieuw berekend. Dit betreft directe lasten, zoals onderhoudskosten van riolering, de kosten voor het afvoeren van afval en de lasten voor de uren die medewerkers van de gemeente besteden aan deze beleidsvelden. Ook worden er extracomptabel lasten toegerekend aan deze beleidsvelden. Dit betreft de overhead en de BTW over de lasten. In 2025 leidt deze geactualiseerde toerekening tot een voordeel. Dit wordt met name veroorzaakt door de hogere lasten voor afval en riolering, waardoor ook de extracomptabele toe te rekenen BTW hoger is.
Voorziening buitensportaccommodaties
In de Kadernota 2025 is besloten de voorziening voor de onderhoud buitensportaccommodaties vrij te laten vallen omdat deze voorziening niet is toegestaan volgende het Besluit Begroting en Verantwoording. De vervanging van de velden betreft namelijk een investering en geen onderhoud. Door deze vrijval komt de jaarlijkse storting te vervallen wat leidt tot een structureel voordeel. Dit voordeel neemt jaarlijks af in verband met de kapitaallasten van de vervangingsinvesteringen. In de kadernota is een eerste grove berekening gemaakt van het jaarlijkse voordeel. In deze begroting is deze berekening in detail gemaakt, wat leidt een extra voordeel dat oploopt tot € 181.000 in 2028.
Mobiliteit
De opgave voor mobiliteit steeds complexer en omvangrijker. Mobiliteit vormt steeds meer een essentiële pijler voor al onze maatschappelijke opgaven. Het belang van mobiliteit voor de leefbaarheid, bereikbaarheid en bijvoorbeeld woningbouw is groot. Ook de samenwerking met andere overheden en de regio neemt toe. Maar ook participatie en een toename van bezwaren kost tijd. Het gevolg daarvan is een groei in de werkzaamheden die niet meer passend is binnen de huidige capaciteit mobiliteit.
De komende maanden gaan we samen met het versnellingsteam Provincie het Programma Mobiliteit actualiseren en redigeren en ter besluitvorming voorleggen. Prioriteren is nodig om de werkzaamheden beheersbaar te houden. Voor de toegenomen werkzaamheden en het actualiseren van het Programma vragen we in 2025 incidenteel budget van € 200.000. Op basis van het aangepaste Programma Mobiliteit is inzichtelijk welk structureel budget nodig is voor de realisatie van onze ambities. Dit nemen we op in de Begroting 2026 en verder. De actualisatie van het maatregelenprogramma GMP-plus schuiven we door naar 2026.
Participatie
Bijstandskosten (BUIG)
Na het opstellen van onze begroting voor 2024 is ons uitkeringsbestand – in tegenstelling tot onze prognose – sterk gestegen. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat deze stijging in 2025 afneemt. De twee belangrijkste groeiende groepen zijn jongeren tot 27 en statushouders. Ook zien we dat de groei wordt veroorzaakt doordat minder inwoners uit de bijstand raken, terwijl de instroom toeneemt. We zien een mismatch tussen wat de arbeidsmarkt te bieden heeft en wat ons bijstandsbestand kan leveren. Eigenlijk vragen we van de arbeidsmarkt nu een beweging om meer ruimte te creëren voor mensen met een beperking. Daar is nog een wereld te winnen. Wij verwachten dat de versterking van de sociale basis daar een stevige bijdrage aan kan leveren. Het Buig-budget dient daarom in zijn totaliteit met € 801.000 te worden bijgesteld. Onze verwachting is wel dat de rijksinkomsten die hier tegenover staan ook gaan meebewegen met de landelijke stijging van het uitkeringsbestand. In oktober 2024 stelt het Rijk het BUIG-budget definitief vast over 2024. Dan weten we in hoeverre de definitieve vaststelling afwijkt van het in april door het Rijk voorlopig gepubliceerde BUIG-budget. Wanneer dit vastgestelde budget afwijkt passen wij ook de raming van 2025 hierop aan, dit verwerken wij in de 1e Turap 2025. Wij blijven goed in de gaten houden of wij in aanmerking komen voor de Vangnetuitkering.
Re-integratie
Voor de mensen voor wie betaald werk een optie is, is het belangrijk dat we ons volledige re-integratie instrumentarium zo effectief mogelijk inzetten. Dit gaan we verder onderzoeken om sturingsinformatie te verkrijgen om minimaal een stabiel bijstandsbestand te kunnen bereiken. Vanuit dit onderzoek naar de effectiviteit van ons re-integratie instrumentarium voeren wij in 2025 gerichte maatregelen uit. Deze borduren voort op de voorbereiding vanuit 2024 vanuit de Strategische Agenda Sociaal Domein. Dit betekent dat wij voor 2025 een incidentele verhoging van het budget opnemen van € 208.000 om deze maatregelen uit te kunnen voeren.
Armoede- en schuldenbeleid
Als reactie op de toenemende vraag van onze inwoners moeten we de beschikbare budgetten voor de uitvoering van minimaregelingen actualiseren op basis van de kostenontwikkeling 2024. Dit vergt voor 2025 een bijstelling van € 216.000. Deze verhoging is met name het resultaat van de forse toename van uitgaven in de bijzondere bijstand uitkering en de meedoenregeling. In 2025 onderzoeken wij de houdbaarheid van onze huidige inkomensondersteunende maatregelen. Ook stellen wij een nieuw beleidskader voor armoedebestrijding en schulphulpverlening voor. Belangrijk is om hierin mee te nemen dat wij in de meicirculaire vanaf 2024 gemiddeld € 64.000 per jaar extra van het rijk ontvangen ter ondersteuning van armoedebeleid / schuldhulpverlening. Dit bedrag heeft een dempend effect op de gevraagde bijstelling.
WMO
Binnen de Wmo zien we zowel bij Begeleiding als bij Hulp bij het Huishouden een toename van het aantal inwoners dat ondersteuning ontvangt. Ook zien we dat het aantal ingezette minuten Begeleiding toeneemt. De toename van Hulp bij het Huishouden is deels te verklaren aan de hand van de ontwikkeling van de bevolkingsopbouw in Lingewaard. Daarnaast zien we dat het voor inwoners steeds moeilijker wordt om zelf huishoudelijke hulp te zoeken, waardoor ze hiervoor bij de gemeente om ondersteuning vragen.
Een exacte oorzaak voor de toename bij Begeleiding kunnen we op dit moment nog niet schetsen. Wel is er landelijk sprake van een toename van mensen met psychische problemen. Juist voor deze doelgroep is het van belang om voldoende en kwalitatief goede voorliggende voorzieningen te creëren waar mensen op terug kunnen vallen en zo geen of minder begeleiding nodig hebben. Denk hierbij aan een open inloop in de vorm van een huiskamer of de inzet van een wijk GGZ-er. We zijn momenteel bezig met het versterken van onze voorliggende voorzieningen. Omdat dit nog niet direct tot resultaat leidt, is een bijstelling van de begroting noodzakelijk (€ 213.000 in 2025).
Jeugd
De uitgaven op het maatwerk voor de jeugd blijven oplopen in 2024. We zijn al bezig met het nemen van enkele maatregelen en het sturen op deze kosten. Echter, deze maatregelen kennen een lange adem voordat effect zichtbaar is. Zo zijn we in gesprek met huisartsen om hen te bewegen meer overleg te voeren met de jeugdconsulenten en kijken we kritisch naar de inzet van de duurste vorm van behandeling, aangezien we daar ook een toename zien. Ook wordt bij her-indicaties steviger regie gevoerd om te onderzoeken of voortzetting van de zorg echt noodzakelijk is. Daarbij zijn we als gemeente niet de enige partij die jeugdzorg mag inzetten, maar zijn we wel verantwoordelijk voor alle kosten daarvan. We hebben daarmee een zogenaamde leverplicht. We zijn hierdoor bij het beheersbaar houden van onze kosten sterk afhankelijk van onze partners (huisartsen, medisch specialisten, de Rechtbank en Gecertificeerde Instellingen). Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat deze extra uitgaven niet incidenteel zijn. Daarom is de begroting Jeugd voor 2025 bijgesteld met € 626.000.
Overig totaal
Dit betreft het totaal van de overige posten met een beperkte omvang. Ook is de reservering voor de actualisatie bestaand beleid van € 172.500 zoals opgenomen in de kadernota verwerkt in deze post.